pr Eduard Plate op Mont Ventoux

Onze zeer in politiek en wijn geïnteresseerd fietslid Eduard Plate raakte dit jaar steeds beter in vorm en kon in groep 3 tot op het laatste moment mee in de eindsprints. Dit jaar was hij voor het eerst zeer frequent aanwezig op de trainingen door het wegvallen van zijn functie als raadslid.

Dit jaar toog hij wederom naar de Mont Ventoux, net als vorige keer samen met zijn broer en vrienden. Vandaag (vrijdag) beklom hij de zwaarste kant, nadat hij zondag al de beklimming vanuit Malaucene volbracht. Hij meldde maandag dat het met de vorm goed zat en, belangrijk, dat de wijnoogst begonnen was.... De streeftijd werd gesteld op 2u15, zijn oude pr stond op 2u35.

De webredactie kreeg vandaag weer bericht. Eduard: 'Klim achter de rug. Mooie dag, maar 9%-10% ligt me zwaar. Tijd naar 2u29 gebracht, winst bij start vanuit Bedoin en in het bos, maar laten liggen op laatste stuk. Heb het zonder voeding geprobeerd, die zoetigheid valt nl. vaak zwaar op de maag. Hier een volgende keer iets aan doen.
De eerste 25 km van Vaison la Romaine via Malucene naar Bedoin gingen super, lekker relaxed klimmen, met praatje erbij.
Vanmiddag paar wijndomeinen op programma!'

Wil je weten hoe het Eduard de vorige keer ook al weer verging? Onderstaand zijn verslag uit 2006.

 


DE VERDWIJNENDE MONT VENTOUX

Drie begeleiders. Acht fietsers. Een blauwe septemberlucht met enkele luie schapenwolkjes. Een mooie villa in Veaux met heel veel kamers, zwembad, tennisbaan en een mooi balkon in de zon. Een Maigret boekje bij de hand. Rode wijn van de Coöperatie van Malaucene. Beneden staan onze racefietsen. Op de i-pod muziek van Wilson Philips, met een spetterende versie van You´re no good. Is dat een verwijzing naar de Mont Ventoux, die we een paar dagen later, op woensdag gaan beklimmen?

Geen berg waar zoveel verhalen over zijn geschreven. Wisten wij overigens dat bergen tot en met de 19e eeuw überhaupt niet werden beklommen? Men ging er simpelweg omheen. Er is in de 16e eeuw nog wel een monnik op de Ventoux gesignaleerd, maar die probeerde op de winderige top z´n liefdesverdriet te vergeten. Kortom, het is een speciale berg. Als die berg er niet was geweest, was ik waarschijnlijk drie jaar eerder niet eens op de racefiets gestapt. Of ik mee wilde om een week in de Provence te bivakkeren en de Mont Ventoux te beklimmen? De vraag waarom wij in onze vrije tijd zo´n enorme zandhoop in de Provence menen te moeten beklimmen die stel je overigens vanzelf wel, als je je eenmaal op de steile hellingen bevindt.

Twee jaar eerder lukte het ternauwernood maar was ik in 2 uur en 52 minuten boven, met op het einde warempel nog een sprint met een Amerikaan, die zich 4 km eerder op een voor mij veel te zwaar verzet langzaam maar zeker uit mijn vizier reed. “Where are you from?”, begon onze ontmoeting, waarna we het over Oregon, Bush, Zeewolde en klimritten in het algemeen gehad hebben. Je voelt je op de Ventoux al gauw een Bourgondische non-klimmer in een ronduit Bourgondisch gebied, met verborgen dorpjes, restaurantjes en heel veel wijn. Van de elegante Vinsobres tot de stevige eetwijnen uit de Châteauneuf du Pape, maar ook met de fruitige dorstlessers uit Malaucene die je heerlijk wegdrinkt bij het dagmenu van grand café l´Avenir. Was je die week nu hier om het fietsen, of was dat fietsen een mooie reden voor een verblijf in een plezierig gebied?

Dankzij de TVZ trainingen dorst ik het in 2006 opnieuw met de vreemde groep waar we twee jaar eerder ook mee op pad gingen. Ga maar na. Drie begeleiders, acht fietsers. In leeftijd variërend van 23 tot 63 jaar. Een directeur, een commercieel manager, een postbode en een taxichauffeur. Wonend in Loenen aan de Vecht, Amersfoort, Marum, Hoogezand Sappemeer en Zeewolde. Allemaal heren, waarvan de meeste elkaar verder vrijwel niet zien. Je moet er niet aan denken. Maar fietsen, culinaire traditie en genieten bleken een goede binder.

Die vreemde groep past echter bij die vreemde berg. Een berg met zeer uiteenlopende bezoekers. Wij kwamen zaterdagavond aan in Malaucene. Om vast te wennen aan de colletjes de eerste dagen een paar tochtjes gereden. Op zondag van Malaucene naar Bédoin. Zwaar. De cols bleken langer dan gedacht. Dat bleek wel uit het Engelse echtpaar dat we bij Bédoin tegenkwamen: Hij voorop, dan een lang stuk touw en tien meter achter hem, vast aan het touw, z´n vrouw. Toch komt dat beter over dan die mannetjes die je tussen Malaucene en Bédoin tegenkomt en de held uithangen door als eerste ver voor hun vriendin aan te komen op de 500 à 600 meter hoge toppen. Slappe helden.

Een mooie tocht was er op maandag, vanuit onze afgelegen villa in Veaux naar Brantes klimmen over de D40, daarna Mollans en weer terug. Je merkt hoe je ontspannen begint te klimmen. Het mooie van de dagen in de aanloop naar de Ventoux is trouwens dat als je niet vooraan mee omhoog kan, je altijd kunt zeggen dat je je spaart voor woensdag, voor de Ventoux. Dinsdag een tocht naar les Richards en Entrechaux. Lekker een paar uur ontspannen fietsen en op een kilometer of 10 voor de finish een lekker glas Ricard in het plaatselijke café.

Het gebied is mooi en afwisselend, met veel dorpjes en vergeten valleien. Stevige kuitenbijters, lange afdalingen en vriendelijke heuvels wisselen elkaar af. Opvallend is dat je telkens meent dat je nú in de laatste bocht voor de top zit, je besluit te demarreren - hetgeen ik overigens alleen maar kan tot hellingpercentages van maximaal 6% en het tegelijkertijd lukt om een soort souplesse te hebben waardoor een helling plotsklaps mee lijkt te geven - en er dan toch nog 3 andere gemene bochten volgen voordat de top er dan eindelijk is. Langs de wegen ruik je de Garrigue struiken die hier en daar de wijnranken omzomen. De geur van die Garrigue proef je als je thuis bent in je glas wijn, want de Syrah druif, een belangrijke druif voor de meeste wijn in dit gebied, neemt die geur op. Zo proef je wat je even daarvoor nog geroken hebt.

Op woensdag stond de klim van de Mont Ventoux op het programma. In Bédoin aangekomen bleek mijn broer Ruud z´n fietsschoenen in Veaux te hebben laten liggen. De anderen konden dus goed warm rijden in het zonovergoten fietsersdorpje met vriendelijke cafeetjes, want ik reed samen met Ruud terug. Een uur later konden we echt van start. Als de aanloop vanuit Bédoin al zware benen geeft, kun je een recordtijd wel vergeten. Die recordtijd kon ik inderdaad vergeten, want nog vóór het bos, als de stijging “nog maar” 6 à 7 % is, moest ik onze groep al loslaten. Heel snel naar 42/24, zwetend naar 42/26, je pet af en bij de eerste bocht in het bos naar de 42/28. Hoe anders had je dat de avond tevoren nog gedacht…die hap vitamine de avond ervoor had dus alleen maar een beroerde nacht opgeleverd. Toverstokjes bestaan niet, de 6% grens kennelijk wel.

Al gauw ontdek je dat de oude Ventoux, die van de fietsende avonturiers en van de verliefde monniken aan het verdwijnen is. De Ventoux van de verhalen, ook die van je eigen verhalen, bleek niet meer te bestaan. Filosoferende Amerikanen bleken verdwenen. In plaats daarvan bleek de helling bevolkt te zijn met spijkerdunne Brabanders, die gezien de snelheid waarmee ze achteloos de hellingen van 9 % beklimmen, thuis niets anders te doen moeten hebben dan naar Talpa te kijken en vooral heel veel fietsen. Westenwindfietsers met een zachte G zonder enig verhaal. “Dóórfietsen”, meer tekst hebben ze niet. Niks “let´s make the top together”. De Amerikanen zijn vervangen door Brabanders, vast en zeker getraind door één of andere fantasieloze neef van Jan Marijnissen.“Harder trappen”, brengen de nieuwe, spijkerdunne Ventouxklimmers nog wel eens uit, zonder bijvoorbeeld oog te hebben voor de tekst die de twee dochters van Tommy Simpson bij het monument neer lieten zetten. Om dan in 1 uur en 39 minuten aan te komen, zonder onderweg ook maar een seconde te hebben gemord. De romantiek is weg, en ze blijven veel langzamer dan alle helden die ze voorgingen.

Het werd me die middag op de Kale Berg duidelijk waarom wij Nederlanders in de Tour geen enkele rol van betekenis spelen. De westenwind, de dijken, het humorloze afzien en Bavaria bier zitten opgesloten in de Nederlandse fietsersziel. Doortrappen en tevreden zijn met een fantasieloze score van 1 uur 39 minuten. Een glas pastis brengt nu eenmaal andere fietsers voort dan een kop koffie met een appelpunt. Het is allemaal wat minder lichtvoetig.

Dit ging door me heen toen ik na 2 uur en 38 minuten klimmen, en minsten zes pogingen nu definitief te stoppen om dan in het zicht van de begeleidersauto toch maar niet op te geven, toch nog plotseling de top bereikte. Niet op kracht, maar op unfaire adrenaline, gericht op de humorloze, immer doorfietsende Brabanders die mij achteloos op een uur konden zetten.

Blijft de vraag open staan “hoe men fatsoenlijk een berg opklimt”. Hoe kan mijn 10 jaar oudere broer Ruud z´n tijd van 2 uur 26 verbeteren naar 2 uur 16, terwijl hij 6 weken daarvoor nauwelijks op een fiets heeft gezeten, sterker nog, die geveld door een virus als een hoopje niks thuis op z´n bank lag? Allereerst moet je je niet laten afleiden. Blijf doen wat je altijd doet. Uiteindelijk hoef je alleen maar op je fiets een berg op te fietsen. Een nadeel bleek bij hem ook een ultiem voordeel. Het virus had hem 10 kilo gewichtsverlies (naar 72 kilo) opgeleverd. Hij had 14 kilo minder de berg op te fietsen dan ik (86 kilo). Iemand zal vast uit kunnen leggen dat dit effect versterkt naarmate de helling steiler wordt.Verder moet je iets hebben waardoor je het gevoel van “hoe hou ik dit nog 15 km vol” kwijtraakt en op één of andere manier denkt, “ha, nog lekker een stuk klimmen”. Zo is het mij bijvoorbeeld een raadsel hoe je tijdens een klim kan besluiten om een wiel te pakken of aan te sluiten bij een groepje fietsers. Hoe zet je wilskracht om in fietskracht?

En die Ventoux? Is dat definitief de berg geworden van fantasieloze Brabantse Talpa kijkers? Een soort “biking-with-the-stars” toekomst? Maar wat die Brabo´s ook denken: klimmen ligt ons Nederlanders sowieso niet. De westenwind, de nivellering en de dijken zitten opgesloten in je Nederlandse fietsersziel. Een glas pastis brengt nu eenmaal andere fietsers voort dan een kop koffie met een appelpunt. Het ligt allemaal te zwaar op onze maag. Beperk je tot de mooie Provence colletjes in de buurt, die omzoomd zijn door leuke dorpjes en aantrekkelijke wijndomeinen. Neem een glas pastis en geniet. Steek je neus uit naar die Ventoux. En voor je het weet fiets je ze uiteindelijk voorbij, die dom doorfietsende Marijnissen stoemperds, weet ik zeker als ik op dit moment een heerlijk flesje Vinsobres van Château de Rouanne ontkurk. Na het tweede glas bel ik Ruud op. Of we over twee jaar toch maar weer…

Ventoux. You´re no good. Maar wel een lekker nummer. Santé.